De eerste, nog niet eerder in de Groene Ster gevonden soort stond direct aan de parkeerplaats onder een jonge eik. De kaneelboleet (Gyroporus castaneus) is weliswaar geen zeer zeldzame soort, maar lijkt in Leeuwarden toch de uiterste grens van zijn leefgebied bereikt te hebben. De kaneelboleet komt in Nederland vooral op de pleistocene zandgronden van Drenthe en Zuidoost-Friesland voor. Hier ging het om een zeer jong exemplaar. De holle gekamerde steel, die ook al aanwezig is in jonge exemplaren, maakt het onderscheid met een jonge eekhoorntjesbrood gemakkelijk.
Bij elkaar in de buurt groeiden twee lichtbruin gekleurde bekerzwammen. Eén van deze bekerzwammen bleek bij nader inzien een hazenoor te zijn. De bekers waren diep ingesneden, en met een steel waren de bekers verankerd in de grond. Het leemkleurig hazenoor (Otidea alutacea) is in Friesland nog slechts een vijftiental keren aangetroffen. De andere bekerzwam was de bleekbruine bekerzwam (Peziza repanda), ook een soort die zeer zelden in Friesland wordt gemeld. Mogelijk speelt hierbij een rol, dat bruingekleurde bekerzwammen op zicht al snel de bruine bekerzwam worden genoemd.
De panterchampignon
(©Sjoerd Greydanus)
De mooiste vondst van de dag was een grote groep champignons met fraaie, bruingeschubde hoeden, een opvallend forse gestreepte ring en witgemarmerde stelen. Champignons zijn altijd zeer lastig op naam te brengen, en hoewel met duidelijke kenmerken deden de champignons bij niemand een belletje rinkelen. De algemene schubbige boschampignon leek als naam al direct af te vallen, omdat de champignon bij beschadiging nauwelijks rood verkleurde. Determinatie met de microscoop leidde relatief gemakkelijk naar de panterchampignon ( Agaricus brunneolus). De panterchampignon heeft zich recentelijk zeer snel in Nederland uitgebreid. Net zoals bij vele andere soorte is de verspreiding vanuit het zuiden van Nederland begonnen. In Friesland is de soort nog steeds relatief zeldzaam, waardoor deze opvallende champignon nog niet direct herkend werd.