Beukenkorrelkopje (Phleogena faginea)
Het beukenkorrelkopje is pas sinds de eeuwwisseling in Nederland bekend. Het aantal meldingen is derhalve nog zeer beperkt. Pas in 2012 werd deze soort voor het eerst in Friesland gemeld.
Het beukenkorrelkopje lijkt op het eerste gezicht sterk op een slijmzwam. Mogelijk is dat een reden waarom de soort zeldzaam is. Slijmzwammen vormen een specialistische groep binnen de mycologie, en veel mycologen negeren deze, en dus ook op slijmzwammen gelijkende paddenstoelen. Het beukenkorrelkopje is echter een zogenaamde heterobasidiomyceet, en hoort bij de groep van judasoren en trilzwammen.
Zoals de naam al zegt, komt het kleine paddenstoeltje het meest op beuk voor, bijvoorbeeld een vondst in Kippenburg. De paddenstoel zat rondom een staande dode beukenstam en dan over een lengte van zeker twee meter. De tientallen rijtjes vruchtlichamen kwamen uit opengebroken schorsspleten
Volgens de literatuur kan het beukenkorrelkopje op meerdere soorten loofhout voorkomen, zoals eik, populier of els. Het loofhout moet nog weinig verteerd zijn. De favoriete plekken zijn: op dode, rechtopstaande stammen of aan de onderzijde van stammen en takken die de grond niet raken
Verspreidingskaart
Periodiciteit
ID-kaart | |
---|---|
Wetenschappelijke naam: | Phleogena faginea |
Nederlandse naam: | Beukenkorrelkopje |
Friese naam: | Boekekerlkopke |
Aantal meldingen: | 29 |
Aantal kilometerhokken: | 20 |
Eerste melding: | 24-02-2012, 196-581, Noorbergum, Noordbergum |
Laatste melding: | 15-12-2023, 196-581, Noordbergum, Nieuw Toutenberg |
Zeldzaamheidsklasse (Frl): | vrij zeldzaam |
In Fries basisregister: | nee |