Wie in mei op excursie gaat, heeft altijd de hoop om voorjaarssoorten te vinden, soorten die vooral vroeg in het jaar verschijnen. Sommige van deze soorten hebben hun toevoeging "vroeg" in de Nederlandse naam daaraan te danken. Het Leeuwarder Bos stelde niet teleur.
Allereerst werd aan de rand van het bos tussen de ruigte van brandnetels en andere kruiden de vroege leemhoed (Agrocybe praecox) gevonden. De exemplaren waren al verdroogd en bovendien sterk aangevreten. Weliswaar ontbrak de ring, maar micropische kenmerken gaven uitsluitsel.
In het perceel waar door de storm van 2013 populieren waren geveld, stond rondom een stronk een grote groep franjehoeden. Het bleek om de vroege franjehoed ( Psathyrella spadiceogrisea) te gaan (foto 1). Ook de vroege franjehoed is een soort die vooral in de eerste helft van een jaar wordt aangetroffen. Hij staat vaak in groepen bij elkaar. Microsopische determinatie is nodig om deze met zekerheid van de bleke franjehoed (Psathyrella candolleana) te onderscheiden, eveneens een soort die al vroeg in het jaar kan verschijnen en in groepen bij elkaar kan staan.
Het perceel leverde een groot aantal houtbewonende soorten op. Enkele op de grond liggende stammen waren overdekt met de bleke borstelkurkzwam (Coriolopsis trogii) (foto 2). Deze soort groeit vooral op populier, en vindt in dit perceel dus genoeg substraat om nog jaren aanwezig te kunnen zijn.
Al klimmend en klauterend over de dikke stammen van de kris-kras omgewaaide populieren ontdekten de deelnemers een half verrotte stronk waarop een drietal soorten door elkaar groeiden. Felgekleurde wimperzwammetjes (Scutellinia scutellata) trokken de meeste aandacht, ondanks het feit dat de vruchtlichamen nog erg klein waren. De wimperzwammetjes werden omringd door kleine violetachtig gekleurde schijfjes, de kleine vruchtlichamen van de roze knoopzwam (Neobulgaria pura) (foto 3). Deze soort komt vooral op beuk voor, maar kan ook op andere boomsoorten groeien. Het grootsporig oorzwammetje (Crepidotus versutus) (foto 4) maakte het trio compleet.
In dit gedeelte van het Leeuwarder Bos grazen ook de Schotse Hooglanders. Voor een mycoloog is de mest van deze runderen het interessantst. Hoewel enkele vlaaien goed bekeken werden, konden er geen mestzwammetjes op ontdekt worden, en leken ze al te veel uitgedroogd te zijn. Slechts op één, in een nat gedeelte tussen de plassen, vielen gemakkelijk de oranje vruchtlichamen van het mestborstelbekertje (Cheilymenia stercorea) op. Omdat deze soort beperkt is tot begrazingsgebieden en derhalve in het noorden van Friesland zeldzaam is, werd deze door twee personen uitgebreid gefotografeerd. Toen zij thuis hun foto's bekeken, ontdekten ze tussen de oranje bekertjes nog een soort. Gelukkig was juist dat gedeelte van de mest meegenomen, en zo kon aan de lijst nog het gewoon spikkelschijfje (Ascobolus stercorarius) toegevoegd worden (foto 5)
Enkele vondsten waren:
Statistiek | |
---|---|
Kilometerhok: | 182-581 |
Aantal soorten: | 24 |
Nieuw voor kilometerhok: | 16 |
Nieuw voor Leeuwarder bos: | 10 |