Menu

25 maart 2018 - Een tas vol hout

(c) (c) Sjoerd Greydanus (1-5,7-8) & Gosse Haga (6)

Omdat begin maart de Russische beer Nederland binnenstormde, werd de excursie tot eind maart uitgesteld. Weliswaar vroor het nauwelijks meer in de laatste week van maart, maar van lente was nog geen sprake. Omdat nog niet veel paddenstoelen verwacht werden, was er niet een doel gepland, maar werd de excursie bij het parkeertterein begonnen. Het bleek, dat veel meer dan een kilometer niet hoefde te worden gelopen om bijzondere soorten te vinden.

De excursie begon direct al met prachtexemplaren van de kogelhoutskoolzwam (Daldinia concentrica) op de stam van een dode es (foto 1). Hoewel niet zeldzaam wordt deze opvallend kogelronde zwam toch niet vaak gezien en gaan fotografen er onmiddellijk plat voor op de knieën.

Daarna werd een vochtiger deel langs de sloot opgezocht. Veel dood hout, zowel stronken als takken. Het blijft soms een voordeel dat er nog geen grote plaatjeszwammen zijn, want daarom wordt iedere tak zorgvuldig bekeken, op zoek naar korstzwammen en ascomyceten. En al snel leverde dat bruingele schijfjes op die bezet waren met witte haren (foto 2). Omdat de literatuur niet eenduidig was over een tweetal nauw verwante soorten, kostte de determinatie enige tijd, maar uiteindelijk werd unaniem besloten dat het witbruin franjekelkje (Lasiobelonium variegatum) was gevonden.

Op een stronk stond een relatief grote, bleekgele houtzwam. Door de insnijdingen leek hij al wat verouderd te zijn, en bij niemand ging een lichtje brandden welke soort het zou kunnen zijn (foto 3). Pas toen thuis foto's werden bekeken, kwam de aha-erlebnis dat het een zwavelzwam (Laetiporus sulphureus) was. Normaliter verschijnen de eerste zwavelzwammen in april/mei; zo vroeg in het voorjaar werd deze nog niet verwacht.

Toch werden ook plaatjeszwammen gevonden. In een kuil in de grond, stond een klein, bruin paddenstoeltje, goed beschermd tegen kou en wind. Het was duidelijk een franjehoed (foto 4). Tot nu toe is één van de algemeenste franjehoeden in het Leeuwarder Bos de penwortelfranjehoed (Psathyrella longicauda). En ook dit exemplaar bleek de lange penwortel te hebben.

Verder groeide op een grote tak een klein wit paddenstoeltje (foto 5). Kleine witte paddenstoeltjes zijn van mycena's of hemimycena's. In eerste instantie werd aan de suikermycena gedacht, maar het kenmerkende schijfje aan de voet ontbrak, dus toch reden genoeg om deze microscopisch te controleren. Onder de microscoop bleek het paddenstoeltje erg saai te zijn, zonder opvallende cystiden die mycena's hebben. Na enig zoeken in de literatuur werd al snel duidelijk dat het plooiplaatzwammetje (Delicatula integrella) was gevonden.

Een soort die nog meer hoofdbrekens kostte, was het bruingrijs ruigkogeltje (Echinosphaeria canescens) (foto 6). Het bruingrijs ruigkogeltje is in Nederland slechts in bepaalde gebieden algemeen, duidelijk in gebieden waar de soort al herkend wordt. In Friesland was nog slechts één waarneming bekend.

En zoals gewoonlijk ontbraken ook nu de korstzwammen niet. Dankzij het vele dode hout blijkt elke keer weer hoe rijk het Leeuwarder Bos aan (zeldzame) korstzwammen is. Zo bleek een lange tak in zijn geheel met het groezelig huidje (Phanerochaete sordida) overdekt te zijn (foto 7). In Friesland is dit huidje nog steeds een zeldzaamheid.

Omdat korstzwammen microscopisch gedetermineerd moeten worden, gaat na iedere excursie een tas vol stukjes hout mee naar huis. Toen alles gedetermineerd was, bleek zich onderin nog een klein afgesneden schijfje te bevinden waarop een bruinachtige korstzwam groeide. Omdat enkele kenmerken afweken, werd de korstzwam onder voorbehoud als het muizetandkorstje (Hyphodontia gossypina) gedetermineerd. Het wordt spannend of deze soort opnieuw gevonden zal worden in het Leeuwarder Bos om de determinatie met zekerheid te onderbouwen.

Statistiek
Kilometerhok: 182-581
Aantal soorten: 26
Nieuw voor kilometerhok: 8
Nieuw voor Leeuwarder bos: 8