Langs het pad naar de grafheuvel viel het oog direct op een stronk waarop een witte paddenstoel pronkte. Van dichtbij was duidelijk de glacé-laag op de hoed te zien, kenmerkend voor enkele trechterzwammen. Qua uiterlijk deed de paddenstoel het meest denken aan de kleine loofbostrechterzwam (Clitocybe candicans), maar deze groeit op strooisel op de grond.
Diens dubbelganger, de stronktrechterzwam (Clitocybe truncicola), groeit echter wel op hout, het voornaamste onderscheid (foto 1 en 2). De stronktrechterzwam is van oorsprong een Amerikaanse soort die aan het eind van de vorige eeuw in Europa terecht is gekomen. In Nederland zijn er nu een twintigtal vindplaatsen bekend, de meeste uit kleigebieden.
Terwijl de fotografen met de zeldzame trechterzwam druk in de weer waren, werd het aangrenzende bos onderzocht op veelal houtafbrekende soorten. Eén van de korstzwammen die dit keer werd gevonden, was het pegeldwergkorstje (Trechispora nivea) (foto 3). Het pegeldwergkorstje behoort tot de groep van de melige dwergkorstjes die slechts microscopisch van elkaar te onderscheiden zijn. In Friesland was deze soort niet eerder geregistreerd.
Na een dertigtal minuten werd dan uiteidelijk toch de grafheuvel bereikt, bedoeld als het beginpunt van de excursie. Gelukkig was rondom de grafheuvel gemaaid, zodat er enige hoop was om in gras groeiende soorten te vinden. Toen de hoop al bijna was opgegeven, werden opeens toch nog drie kleine oranje paddenstoeltjes gezien. Onmiskenbaar mosklokjes, maar dan houdt het benoemen in het veld op. Mosklokjes zijn een groep van paddenstoelen die alleen microscopisch op naam te brengen zijn, en zelfs dan kan het nog erg moeilijk zijn. Deze bleken het honinggeel mosklokje (Galerina pumila) te zijn, geen zeldzame soort, maar voor het Leeuwarder bos een nieuw soort (foto 4). Ook de tweede soort die in het gras werd gevonden, was nieuw voor het Leeuwarder bos. Het donker breeksteeltje (Conocybe echinata) is een soort die een voorkeur heeft voor klei en in het noorden van Groningen en in Flevoland zeer algemeen is (foto 5). In Friesland was hij nog niet eerder vastgesteld.
In het Leeuwarder bos zijn tot nu toe een achttal vezelkoppen gevonden. Eén daarvan is de sombere vezelkop (Inocybe fuscidula) (foto 6). De sombere vezelkop is het best te omschrijven als een vezelkop zonder eigenschappen. Bruin, vezelig hoedje en een van licht- tot donkerbruin varïerend steel, meer valt er niet te beschrijven. Na de witte en lila satijnvezelkop is de sombere vezelkop het meest in het Leeuwarder bos aangetroffen.
De gewone boomwrat (Lycogala epidendrum) is een zeer algemene slijmzwam, die op allerlei soorten dood hout kan voorkomen en daarom in het Leeuwarder zeer algemeen is (foto 8). De gewone boomwrat staat vaak in groepjes, maar kan af en toe ook solitair voorkomen. De roze kleur gaat bij rijping langzamerhand over in een glanzend grijs.
Enkele dagen na de excursie publiceerde Claudia Burckhardt op de Facebook-pagina van het Leeuwarder bos een foto van kleine paddenstoelen waarvan het uiterlijk het meest deed denken aan zwarte lucifers met een wit kopje. Ik wist, dat ik ze ergens had gezien en ik had ook het gevoel, dat ergens in mijn geheugen een naam ronddobberde. Pas na nachtrust tijdens het aankleden plopte de naam op, en kon ik het betreffende artikel in het tijdschrift van de Nederlandse Mycologische Vereniging vinden. Deze zwarte staafjes moesten onmiskenbaar het kleverig lindenbekertje (Holwaya mucida) zijn. De aanwijzingen van Claudia Burckhardt waren duidelijk genoeg om het enkele millimeters groot zwammetje te vinden (foto 9). Ook het kleverig lindenbekertje is pas vrij recent in Nederland bekend. Het is de derde melding voor Friesland.
Enkele waargenomen soorten...
Statistiek | |
---|---|
Kilometerhok: | 182-581 |
Aantal soorten: | 54 |
Nieuw voor kilometerhok: | 7 |
Nieuw voor Leeuwarder bos: | 5 |