Vanwege de Corona-crisis was het ook voor de Paddenstoelen Werkgroep Friesland bijna onmogelijk om activiteiten te organiseren. Toch begint het bij iedere mycoloog te kriebelen, als in de herfst massaal de paddenstoelen verschijnen. Daarom werd uiteindelijk besloten om met een kleine groep naar een gebied te gaan waar nog weinig soorten bekend waren. Dit bleek het Ottema-Wiersmareservaat te zijn, een natuurgebied waarvoor in kilometerhok 192-583 nog slechts 2 (!!) soorten geregistreerd stonden.
Het Ottema-Wiersmareservaat is een terrein van het It Fryske Gea dat normaliter voor het publiek is afgesloten. Gelukkig kreeg de Paddenstoelen Werkgroep Friesland toestemming om het natte terrein op paddenstoelen te inventariseren. Ruwweg gezegd bestond het onderzochte deel uit een grasland met veenmos en bosschages met ondermeer els, berk en wilg. Een afwisselend terrein op een relatief klein oppervlak vormt vaak een goede basis voor een verscheidenheid aan paddenstoelen.
In het vochtige veenmos werden de eerste paddenstoelen dan ook al snel gevonden. In eerste instantie torende het groot mosklokje (Galerina clavata) boven alles uit. Het groot mosklokje is niet specifiek gebonden aan veenmos, maar kan in ieder type grasland gevonden worden, en is daardoor een zeer algemeen mosklokje.
Kort daarna werd dan de eerste aan veenmos gebonden soort gezien.
Het veenmosvuurzwammetje (Hygrocybe coccineocrenata) is op zicht al gemakkelijk te herkennen, doordat de hoed in het midden kleine zwarte schubjes heeft. Verder heeft dit vuurzwammetje vaak een enigszins trechtervormig uiterlijk. Door zijn gebondenheid aan veenmos is dit vuurzwammetje zeldzaam in Nederland. In het Ottema-Wiersmareservaat stonden ze op een handvol plekken tussen het veenmos.
Het gewone vuurzwammetje (Hygrocybe miniata) daarentegen stond wel verspreid in het hele gebied, omdat het minder eisen aan zijn biotoop stelt. Ook het oranjegeel trechtertje (Rickenella fibula), het paarsharttrechtertje (Rickenella swartzii) en de grasleemhoed (Agrocybe pediades) zijn weinig kieskeurig, en het verbaasde dan ook niet, dat deze soorten in het reservaat werden aangetroffen.
De berken-elzenbosjes leverden ook een groot aantal soorten op. De kleine berkenrussula (Russula nitida) en de roze berkenrussula (Russula betularum) zijn algemene begeleiders van berken.
Elzen worden vaak begeleid door elzenzompzwammen, zeker waar het milieu enigszins vochtig is. Naast de algemene bleke elzenzompzwam (Alnicola escharoides) werd ook de zeldzamere fijnschubbige elzenzompzwam gevonden (Alnicola subconspersa). Deze soort onderscheidt zich van andere elzenzompzwammen door de fijnschubbige hoed.
Waar houtsnippers lagen, groeide massaal het zemelig donsvoetje (Tubaria conspersa).
De bosschages bleken vooral goed te zijn voor korstzwammen. Er werden een vijftiental soorten op stammen en takken gevonden. Het ruwsporig harskorstje (Basidiodendron caesiocinereum) en de wimpertandjeszwam (Hyphodontia subalutacea) zijn matig algemeen, het pegeldwergkorstje (Trechispora nivea) is vrij zeldzaam.
Zoals veel excursies eindigde ook deze excursie met een topper. Tijdens de middagwandeling werd een zwarte klonter in het gras gezien. Het leek iets van een slijmzwam. Op goed geluk meegenomen werd een deel meegenomen, in de hoop, dat het goed zou rijpen. En zowaar, dat deed het wonderwel. Het bleek het zeer zeldzame lilaroze kalknetje (Badhamia lilacina) te zijn, de zevende melding in Nederland na 1990.
De uiteindelijke lijst telde ruim vijftig soorten, en dat geeft al aan, dat het Ottema-Wiersmareservaat een potentieel rijk gebied voor paddenstoelen is.