De langdurige droogte bleek funest te zijn voor het wasplatenreservaat. Door een totaal ontbreken van paddenstoelen moest de geplande excursie naar de Rotstergaasterwallen dan ook afgelast worden. Als alternatief werd het park Vijversburg uitgekozen. In het park zijn al ruim driehonderd soorten bekend, en de kans op paddenstoelen leek hier dan ook groter. Toch, ook in Vijversburg moest nog goed gezocht worden, wat uiteindelijk een zeventigtal soorten opleverde. Opvallend was, dat het alleen algemene tot zeer algemene soorten waren. Kennelijk zijn deze soorten ook zo algemeen omdat ze goed bestand zijn tegen het afwisselende Nederlandse klimaat.
Voor de bruinsnedemycena (Mycena olivaceomarginata) leken de omstandigheden ideaal om tot uitbundige bloei te komen. Deze in gras groeiende paddenstoel werd door het gehele park aangetroffen. Als ze met zovelen staan, kan men zich een goed beeld vormen van de variatie in grootte en bruin- en grijstinten. De enige constante factor lijkt dan de bruingekleurde lamelsnede te zijn, maar zelfs deze kan variëren in intensiteit, van een vaag geelbruin tot een scherp afstekende bruintint.
Langs één van de wandelpaden was onder het bladerdek een kleine stinkzwam (Mutinus caninus) verborgen. Vaak staat deze stinkzwam in groepjes bij elkaar. Hij ruikt minder sterk dan zijn broer, de grote stinkzwam, maar de zwakke geur compenseert hij dan weer met een mooie oranje kleur. De gewone franjezwam stond daarentegen op het een open gedeelte van het pad. Deze franjezwam is erg variabel in zijn vorm. Meestal zijn de vruchtlichamen vlak uitgespreid en vormen ze tiental centimeter brede plakkaten, maar nu stonden de kleine vruchtlichamen nog in toefjes bij elkaar.
Veel paddenstoelen waren al sterk verouderd, maar gelukkig werden ook enkele jonge, kleurrijke soorten gezien. De vliegenzwam (Amanita muscaria) is en blijft één van de mooiste paddenstoelen in Nederland, zeker als hij nog de felrode kleur heeft en de hoed bedekt is met de pyramidevormige schubjes. Ook de rupsendoder (Cordyceps militaris) valt met zijn oranje kleur vaak snel op.
Omdat grote paddenstoelen ontbraken, is er automatisch meer aandacht voor het kleine grut. Daardoor werden toch weer nieuwe soorten voor het park gevonden. Zo werden afgevallen beukenbladeren verteerd door de tengere beukentaailing (Marasmius setosus) en de kleine beukenbladmycena (Mycena capillaris). Ook het klein oorzwammetje (Crepidotus epibryus) dat op plantenresten groeit, was nieuw voor het park.
Enkele waargenomen soorten waren: