Vanwege een korte hittegolf was de excursie in de tweede week van september afgelast. Gelukkig volgde daarna een relatief natte periode. De heftigste buien gingen aan Friesland voorbij, maar voor de paddenstoelen was het genoeg om weer op te leven. Daarom werd in korte tijd een nieuwe excursie georganiseerd. Omdat daar al soorten gezien waren, werd als locatie het Volkstuincomplex 'De Zandige Wijk' in Drachten uitgekozen. Het wordt een jaarlijkse traditie om hier een excursie te houden, omdat het complex erg rijk aan bijzondere paddenstoelen blijkt te zijn.
Veel excursies hebben aan het einde nog een uitsmijter. Dit keer werd met de uitsmijter begonnen. Vlakbij het verzamelpunt stond al een paar dagen de korrelige taaiplaat (Neolentinus schaefferi) te pronken (foto 1 en 2). In een paar dagen tijd waren de vruchtlichamen tot reusachtige proporties uitgegroeid. De korrelige taaiplaat groeide op een de stobbe van een ver boven de grond afgezaagde populier. Deze soort komt vooral langs de kust van Noord- en Zuid-Holland voor, en ontbrak nog in het noorden van Nederland. Het lijkt een soort te zijn die langzamerhand de grens naar het noorden verlegt.
Niet ver van de korrelige taaiplaat groeide, eveneens op een stobben van een populier, een fraaie groep prachtvlamhoeden (Gymnopilus junonius) (foto 3). De prachtvlamhoed is een algemene paddenstoel die in heel Friesland voorkomt. De forse geel gekleurde hoed met aangedrukte donkerder schubben, de langgerekte vezelige steel en de opvallende ring maken van deze paddenstoel een geliefd fotografieobject.
In de insectentuin blijven in de herfst veel afgestorven planten liggen. Bovendien zijn de paden met houtsnippers bedekt. Kortom, ideale omstandigheden voor strooiselafbrekers. Na een vijftigtal meters langs het pad gelopen te zijn zagen de deelnemers tussen het groene gras de felgekleurde roze stinkzwam (Mutinus ravenelii) afsteken (foto 4). Helaas was deze al omgeknakt, maar daardoor niet minder mooi. Her en der omheen lagen nog enkele kleine duivelseieren verspreid. De roze stinkzwam is door het verdwijnen van houtsnipperpaden zeldzamer geworden.
Ook de stronken, stammen en houtstapels in de tuin leveren bij elke excursie weer veel houtafbrekers op. Eén van de soorten die zowel alleen als in grote groepen kan staan, is de grote bloedsteelmycena (Mycena haematopus) (foto 5). Op een stam die langzaam verteert, kan de grote bloedsteelmycena jaren achtereen verschijnen.
De soort die deze excursie qua aantallen alles en iedereen overtrof, was zondermeer de langsteelfranjehoed (Psathyrella conopilus) (foto 6). Op de plek waar deze soort het eerst werd gezien, stond hij al massaal. Maar later, langs de bosrand, werd een groep ontdekt van waarschijnlijk een honderdtal exemplaren. Wie zoveel bijelkaar ziet, krijgt dan een goed beeld hoe de hoedkleur kan variëren van een glanzend kastanjebruin tot een uitgedroogd bleekgelig bruin. Deze franjehoed onderscheidt zich door setae (lange stijve haren) in de hoed, een kenmerk dat ook voorkomt bij enkele inktzwammen van het geslacht Parasola. Dat is waarschijnlijk één van de redenen waarom de langsteelfranjehoed bij dit geslacht ingedeeld gaat worden en hij als Parasola conopilea door het leven zal gaan.
Tijdens de excursie was er veel discussie over een slanke, taaie paddenstoel met een opvallend roodbruine steel en een wat bruinachtig hoedje. Deze groeide op een smal twijgje. Duidelijk was, dat het een taailing moest zijn. Maar welke? Bekend was, dat de witte taailing veel op strooisel voorkomt en dat van deze soort de steel langzamerhand van onderen bruin verkleurt. Maar de witte taailing heeft sterk gereduceerde lamellen, en dat had deze duidelijk niet. Gek genoeg was in het veld de behaarde steel niet opgevallen, maar thuis onder de binoculair viel direct de dichte donzen beharing op. Onder de microscoop bleken deze haren als setae te zijn. En dat is kenmerkend voor de behaarde roodsteeltaailing (Marasmius torquescens). Van deze soort moet ook de hoed setae hebben, en zowaar, dat bleek het geval te zijn, hoewel veel minder dan op de steel.
Hoewel de behaarde roodsteeltaailing als algemeen te boek staat, is deze soort in Friesland nog slechts van Ameland bekend (vondst 2015).
De houtsnipperpaddenstoelen maakten er een kleurrijke excursie van. Zowel de oranjerode stropharia (Leratiomyces ceres) (foto 7) als de kleine stinkzwam (Mutinus caninus) (foto 8) hebben fraaie oranje tinten. De oranjerode stropharia komt verspreid in de volkstuinen voor, vooral in tuinen waar houtsnippers liggen. De kleine stinkzwam is minder algemeen in het gebied. Hij werd dit jaar hier voor de eerste keer gezien.
De parelstuifzwam (Lycoperdon perlatum) komt ieder jaar trouw langs het pad tevoorschijn, vaak in grotere groepen. Na de regenbuien was de parelstuifzwam nog bezig uit te groeien en werden alleen nog kleine exemplaren gezien (foto 9).
De anijschampignon (Agaricus arvensis) is een vrij algemene paddenstoel die in tuinen, parken en bermen kan verschijnen (foto 10). Dit keer werd de anijschampignon met enthousiasme onthaald. Enkele van de deelnemers volgen de paddenstoelencursus van de Nederlandse Mycologische Vereniging en hadden voor een opdracht een champignon nodig. Een mooier exemplaar kon je je niet wensen.
Op een volkstuin mogen eetbare paddenstoelen natuurlijk niet ontbreken. Tijdens de excursie werden enkele fraaie exemplaren van de blauwplaatstropharia (Stropharia rugosoannulata) gevonden (foto 11). De blauwplaatstropharia is onder kwekers een favoriete paddenstoel. Hij is relatief gemakkelijk te kweken op strobalen en kan dan vaak in grote hoeveelheden worden geoogst. De exemplaren op de volkstuin bleven staan voor de dieren.
Enkele waargenomen soorten...
Statistiek | |
---|---|
Peildatum: | 23 september 2023 |
Kilometerhok: | 204-570 |
Aantal deelnemers: | 8 |
Aantal soorten excursie: | 44 |
Nieuw voor kilometerhok: | 23 |
Totaal kilometerhok: | 115 |